‘Hoewel mijn verstand zegt dat de bergen zichzelf zijn, niets meer en niets minder, voel ik een soort verwantschap. Die ongenaakbare giganten kan het daarentegen geen zier schelen dat ik hier ben. De schoonheid die ik in hen zie, laat ze koud en ik kan wel beweren dat ik de bergreuzen in mijn hart meedraag, toch laten zij geen traan als ik ter plekke dood neer zou storten. Onze liefde is eenrichtingsverkeer, maar dat maakt die van mij niet minder intens.’
– Myra de Rooy